‘Je mag gaan’

De afgelopen dagen winterstormde het in ons land én in mijzelf. De stormen slaan het land kaal, bereiden ons voor op het ontkiemen van de bollen en zaden, die diep in Moeder Aarde liggen wachten op de lentewarmte van Vader Zon.

Een van die zaden in mijn leven, is het mij nóg meer uitspreken over de situatie waarin ik zit. Twee jaar lang blogde ik bijna dagelijks over wat terminale kanker ‘doet’ en welke gedachten en gevoelens het brengt. En nu is er die uitnodiging om met mij in gesprek te gaan over sterven en dood. Over alles wat je wilt weten, maar nooit durft te vragen zeg maar.

Ik kreeg via whatsapp een reactie van een vriend, die onlangs afscheid moest nemen van zijn moeder. Het zit hem dwars dat zij ‘in slaap is gebracht op een manier die ze niet wilde en dat zijn besef daarvan te laat kwam. Ze wilden haar ‘comfortabel’ maken’. Ik beloofde hem in mijn blog te zullen reageren op zijn situatie.

Net zoals de moeder van mijn vriend heb ik ideeën over hoe ik wil sterven, en hoe mijn uitvaart eruit zou moeten zien. Én ik weet dat het allemaal anders kan gaan. Omdat de Cirkel van Leven haar eigen flow heeft. Stel nu dát het straks anders gaat. Wie is er dan mee geholpen dat er een schuldgevoel bij mijn dierbaren ontstaat?

Volgens mij hoort schuldgevoel bij ons Ego. Dat deel van ons dat ons zo graag probeert te helpen en redden in het leven, en dat ons tegelijkertijd zó vaak in de weg zit op het Pad van Ziel. Maar het Pad van Ziel kent geen weerstand. Ziel waait mee in de storm, of is veilig onder de grond terwijl de wind eroverheen raast.

Ik stel me zo voor hoe het ego van mijn vriends moeder afscheid nam van haar ziel, die zichzelf te ruste legde in een kuiltje langs het pad. De stormwind luwde, streek zachtjes langs haar wang en zei:

‘Ga maar lekker liggen, hier in het mos. Uit de wind, in de warme stralen van de zon. Je mag ogen sluiten. Je mag rusten. Je mag gaan, en ontkiemen in die Andere Wereld.’

Ik geloof dat de ziel van mijn vriends moeder het pad gelopen heeft zoals het voor haar was bedoeld was. Tot het allerlaatste moment. Net zoals ik geloof dat er een reden is voor het gevoel dat mijn vriend nu in de weg staat.

‘Lieve vriend, bedank jouw ego voor dat wat het je bewust maakt: jouw liefde voor je moeder, die niets meer of minder wil dan het beste voor haar. En weet, heel diep van binnen, dat haar ziel op het juiste moment heeft gekregen wat zij nodig had. Zachtheid, rust en stilte om naar de overkant te gaan.’

Omdat de liefde blijft

Het wordt nooit routine, deze dag. Al is de tijd ernaartoe elk jaar anders, ik spiraal uiteindelijk naar een dag met twee gezichten.

Acht jaar geleden is het al. Of pas. Acht jaar geleden, al óf pas. Want wat is tijd, als een dierbare heengaat? Ziel neemt tijd mee.

Vorig najaar werd ik rouwvrouw. Nee, dat schrijf ik niet goed. Ik leerde over de pré-christelijke rituelen in Noordwest Europa bij sterven, overlijden en rouw. Rouwvrouw was ik eigenlijk al. Ben ik altijd al geweest.

Vandaag acht jaar geleden overleed mijn moeder. Ze gaf mij drie grootse cadeaus: ze gaf mij leven en liefde; en ze leerde me de les van sterven.

Die les draag ik sindsdien in mijn hart. In de jaren die volgden was er pijn, verdriet en soms ook boosheid. Er kwam ook weer steeds meer balans met plezier en vreugde.

Het verdriet slijt.

Het gemis groeit.

Vandaag maak ik een altaartje voor haar. Niet om haar te herinneren, want dat doe ik elke dag. Wel om stil te staan bij het moment. En om haar te eren. Voor wie ze was. En is. Omdat de liefde blijft.

Gerrie Gilvert-Dijk

1 juli 1942-1 september 2011

Rust in het wiel van de natuur

Om half drie sta ik op de landerijen rondom het klooster van de zusters trappistinnen in Oosterbeek. Ik ben er wel vaker geweest. Het is een modern gebouw, tot voor kort omgeven door stilte, rust, bomen en akkers. Nu worden de akkers langzaamaan omgevormd tot een begraafplaats in harmonie met Moeder Aarde.

Ik ben aan de late kant en de celliste op het boomomrande grasterras zal een laatste nummer spelen. Ze biedt ruimte voor een verzoeknummer. Ik loop snel op haar af en vraag The Carnival of the Animals: the Swan. Laat dat nu precies het nummer zijn dat zij zelf ook in haar hoofd heeft als laatste nummer!

https://hanamiritueelbegeleiding.nl/wp-content/uploads/2019/08/img_0839-1.mov

Aansluitend loop ik het klooster binnen, waar een monnik net zijn lezing afrondt. Ik hoor hem nog spreken over de verbinding, die zo wenselijk en nodig is, juíst in tijden van rouw en verdriet. En over het eeuwige wiel van leven, dood en wedergeboorte. Die verbinding en cirkel komen altijd samen in vertrouwen in de liefde. En in de rouwcirkels, die ik vanaf dit najaar organiseer.

De wandeling met de ecoloog over de velden van de begraafplaats is boeiend. Elk veld heeft de naam van een seizoen: lente, zomer, herfst en winter. Hij laat een levende libelle zien, het verschil tussen jonge en oude boerenzwaluwen en kunstige korstmossen. We hopen op een glimps van een koninginnepage en leren over de balts van de dwergvleermuis.

Ik sluit mijn bezoek af met een bezoek aan mijn uitvaartbloemencollega Florem et Art, die waanzinnig persoonlijke en duurzame afscheidsbloemstukken kan maken. En loop weg met het zonbeschenen beeld van een sereen houten Mariabeeld in de kapel naar haar genoemd.

Ja, dit is een prachtige plek voor rust in het eeuwigdurende wiel van de natuur. En mocht je een spreekster of ritueelbegeleider zoeken die daar passende woorden of rituelen bij bedenkt, dan houd ik me van harte aanbevolen!

In het moment van De Dood

Het afgelopen half jaar heb ik mij ondergedompeld in de dood. Niet letterlijk, maar wel figuurlijk. Uiteraard heb ik mijn ritueelbegeleidingsopdrachten bij uitvaart. En daarnaast heb ik mij verdiept in stervensbegeleiding.

Ik deed een praktische en aanbevelenswaardige workshop liefdevolle stervensbegeleiding. Een opleiding spirituele zorg bij sterven en rouw. Een workshop Vroedvrouwe bij Sterven. En vandaag een Midwinterviering met Vrouwe Dood.

Vroeger was ik panisch voor de dood. Echt doodsbang. De nacht kon mij zó bij de keel grijpen dat ik mijn bed weer uitstapte om manlief te gaan knuffelen, die zonder enig argwaan beneden televisie zat te kijken.

Maar sinds het heengaan van mijn moeder roept De Dood. Niet dat ik dood wil. Integendeel zelfs. Ik voel echt een enorme aandrang om te leven. En tegelijkertijd heb ik stervenden en rouwenden iets te bieden.

Met wat ik heb geleerd en belangrijker nog, met wat ik voel, kijk ik De Dood in de ogen. Houd ik de hand van de stervende vast. Breng ik aandacht en liefde in dat heilige moment waarin de stervende overgaat van leven naar dood.

Wat ik kan en doe is op zich niet zo bijzonder. Iedereen kan het en ik help je graag om daarin op jezelf te vertrouwen. Maar het ook echt doen is een stapje verder. En toch. Ik ondersteun je met liefde om van grote betekenis te zijn op het moment van verscheiden van een dierbare. Voor hem, of haar, en voor jou.

Omdat er wellicht niets, maar dan ook echt niets, betekenisvoller in het leven kan zijn dan aanwezig zijn in het moment van De Dood.

Sterren bij Nieuwe Maan

Het is donker, en een drukte van belang als ik kom aanrijden. Verkeersregelaars wijzen me met lichtgevende stokken de weg richting parkeerplaats, en behoeden me helaas niet voor de verkeersdrempel die mij mijn hoofd tegen het autoplafond laat stoten.

Vuurkorven en blikken brandende olie leiden me soepeltjes naar de ingang. Er komen me al veel mensen tegemoet, ik ben aan de late kant. Ik hoor kinderen roepen en lachen, helaas niet de vanzelfsprekende geluiden hier. Toch past het vanavond. Ook. Lichtheid als tegenhanger van donker en verdriet.

Ik bezoek Lichtjesavond op de grote begraafplaats in Arnhem. Als ritueelbegeleider en als organisator van Wereldlichtjesdag Overbetuwe. En bovenal als nabestaande. Want ook ik heb mensen te herdenken tijdens deze donkere dagen.

Ik schrijf hun namen, geboorte- en overlijdensdata op sterrenkaartjes en loop met een brok in mijn keel naar buiten. Het grijpt me meer aan dan ik had verwacht. Er staan grote partytenten, vol gluhwein, chocomel en pratende families. Een koor zingt.

In het donker, bij een grote, zacht verlichte boom, staan ook mensen. En plots zijn daar de kippenveltonen van drie doedelzakspelers. We luisteren muisstil. Als de laatste tonen wegsterven loop ik naar de boom en hang er ‘mijn’ sterretjes in. Een moment van stilte.

In de stilte-aula een harpiste, en mij zo vertrouwde troostwoorden. Eerder dan mij lief is, wordt de stilte verbroken. Ik haal diep adem en ga mee in het moment van opruimen en afbreken. Ik ben blij dat ik deze avond van Nieuwe Maan op deze manier heb besteed.

Want de doden zijn niet weg. Ze zijn in mijn leven. Altijd en overal. En op een avond als vandaag raken onze werelden elkaar. In de sterrenboom, onder dezelfde Maan.

Druppels regenboog

Ik zie je liggen
Zwartglanzend o zo zacht
Je ogen diep in mij

En ik denk terug aan
Toen jij kwam
In de lente van de liefde

Zomers lang vol zindering
Niets was ons te dol
Spelen, springen, sjouwen

Jouw herfst was lang
Maar enkel liefdevol
We genoten van elkaar

Tot ook de winter kwam
Koud en stil
Neemt zij jou nu mee

En als de zilveren draad
Tussen jouw lichaam en ziel
Is doorgeknipt

Zul jij licht van liefde
Zien aan de overkant
Vol druppels regenboog

Want als je overtocht
Van hier naar daar
Vloeien onze tranen bitterzoet

Dankjewel lieve, lieve, lieve Trees (mijn labrador-vriendin, 2004-2018)

Liefde van Oer

Tussen Arnhem en Nijmegen wordt veel gebouwd. Heel veel zelfs. Gelukkig waren er mensen die tussen die huizen ook een park visualiseerden. Park Lingezegen.

En waar ik tijdens de aanleg best sceptisch was, maakt het me op een dag als vandaag blij om te kunnen wandelen in de onlangs opengestelde ‘wetlands’ rondom de Rijkerwoerdse Plassen.

Als ik er naartoe rijd, hoor ik op Radio 2 een zeventienjarige jongen een plaat aanvragen voor zijn moeder. Omdat zij hem de afgelopen vier jaar zo trouw gesteund heeft. Hij is ziek geweest. Acute leukemie. Er zijn mensen aan doodgegaan.

Ik hoor hoe hij zijn tranen wegslikt, en ook uitlegt waarom de plaat hem moed geeft: I won’t back down. De jongen ontroert me immens. Ik veeg mijn tranen weg als ik uit de auto stap.

Ik denk terug aan gisteren, toen ik een workshop over stervensbegeleiding deed. En aan eerdere sterfrituelen, die ik deed. Ik realiseer me -weer- dat afscheid nemen van mijn eigen leven ooit, ongetwijfeld makkelijker is dan het afscheid nemen van een stervend kind moet zijn. Dat kan niet anders dan een alles verwoestend en onverdraagbaar verdriet met zich meebrengen.

Een verdriet waar voor mij een gevoel aan vastzit, dat ik in een laatje in mijn lijf heb opgesloten. Het is een gevoel dat op een moment als zojuist het laatje op een kier duwt. Ik kijk het aan, en dan duw ik het laatje zachtjes maar resoluut weer dicht.

Er zijn mensen bij wie dat laatje is opengebroken. Met grof geweld. Toen hun kind overleed. Groot of klein. Voor die mensen organiseer ik, samen met een aantal andere mensen, op 9 december WereldLichtjesDag.

Het gevoel dat zij hebben, heeft een naam. De naam van hun overleden kind. Daaronder zit een universeel gevoel, waar ik vanmorgen over las in een prachtige column van Sander de Hosson. Over een groot kind dat stierf. En de oneindige liefde van ouders. Oerliefde noemt Sander het. Voor mij is het Liefde van Oer.

Huilen om een hond

Afgelopen donderdag luister ik in de auto naar het verhaal van een vrouw, die na de dood van haar hond, een boek* heeft geschreven over de rouw die ze daarna maandenlang voelde. Ze vertelt dat ze wilde weten of dat normaal is, en ging op zoek naar deskundigen en bekende Nederlanders, om haar verhaal daarmee aan te vullen.

Na dat autoritje laat ik mijn hond Knoet uit. Het is, nóg steeds, zo’n dag waarop ik zonder klappertanden op blote voeten naar buiten kan. Zo bijzonder dat ik mijn voornemen om elke dag minimaal één blote-voeten-wandeling te doen, sinds april, nog steeds kan waarmaken.

Aan het eind van het grasveld waar ik altijd de balletjes van Knoet gooi, woont mijn huisarts. Ze komt net thuis en roept me gedag. ‘Nog steeds op blote voeten?’ vraagt ze me. Ik leg haar uit hoe blij ik ervan word, en dat ik de laatste tijd wel wat vaker verbaasde mensen tegenkom. ‘Gewoon blijven doen, je lichaam heeft vanzelf aan wanneer het te koud wordt’, is haar wijze raad.

En als ik terugloop naar huis, realiseer ik me dat ik iets wil doen met het interview op de radio en het gesprekje met mijn huisarts. Ik wil het verbinden aan mijn kennis over rituelen bij sterven en afscheid.

Want ook al zullen er talloze mensen zijn die niets begrijpen van blote-voeten-wandelingen of rouw om een huisdier, evenzovele snappen het wel. Zo wordt mijn idee geboren om rituelen bij sterven en afscheid ook bekend te maken bij huisartsen. En om te benoemen dat deze rituelen ook mogelijk zijn als er sprake is van verdriet of rouw om de dood van een huisdier.

De gedachte dat ik ooit afscheid moet nemen van Knoet, kan nu al tranen in mijn ogen brengen. Snel gooi ik hem, samen met het balletje van Knoet, heel ver voor ons uit. Want ik weet ook dat als het zo ver is, een ritueel mij zal helpen om het verdriet en het gemis een plekje te geven. En mijn leven zonder haar zal helpen helen.

* Vandaag staat er een artikel (Huilen om een hond) in Volkskrant Magazine over het boek: Dan neem je toch gewoon een nieuwe.

Tot aan de maan en terug

In 1998 was ik, net in verwachting van Grote Zoon, op slag verliefd op een allerschattigst boekje, waarin Hazeltje en Grote Haas proberen uit te leggen hoeveel ze van elkaar houden. Vandaag zijn ze plots even terug in mijn leven.

Want op deze regenachtige herfstdag besluit ik aan het einde van de middag een wandeling in het bos te maken. Een onzichtbare hand leidt mij naar de begraafplaats in Heilig Land Stichting, een van de mooiste begraafplaatsen die ik ken.

Dat het (mot)regent deert me niet. Integendeel, ik hou ervan, omdat het het verdriet van afscheid dat juist hier zo aanwezig is zichtbaar maakt, terwijl het tegelijkertijd zo levengevend is aan alle planten, struiken en bomen die er staan en die ook zoveel troost brengen.

Ik slenter over de paden en sta af en toe stil bij een graf. Dan lees ik de namen en cijfers die begin en einde van het aardse leven markeren.

En ik weet: de Dood spaart niemand. Ik lees oma’s, jonge vaders, een klein meisje, die ‘moeilijke’ puber. Zusters, professoren en de liefste mama. En ik voel, in al hun verscheidenheid één grote overeenkomst: hoeveel er van ze gehouden is, en nog steeds wordt.

Want er staan verse bloemen bij een sterfdatum in 1999. Er hangen nieuwe, handgeschreven, en door de regen beetje uitgelopen, briefjes. Opgepoetste hondjes, fleurige vlinders, ontroerende engeltjes. Er branden kaarsen. ‘De liefde gaat nooit over’, zeggen de bronzen letters op een laatste rustplaats. En zo is het.

Hazeltje en Grote Haas vertelden het aan elkaar. Hoeveel ze wel niet van elkaar hielden. Hoeveel dat was? Ook dát lees ik vandaag terug op een hartje, in het groenste herfstgroen, terwijl zonnestralen zachtjes en voorzichtig langs de grote witte wolken strijken in een poging een te versmelten tot een regenboog: Tot aan de maan en terug.

Meer dan ooit

De laatste middag van de meteorologische zomer breng ik door in de buurtuin van mijn vorige huis. De zon verwarmt mijn wangen, de mensen aan tafel mijn hart. We praten over groter en ouder worden, over leven en dood. En gelukkig kunnen we om de meeste dingen grappen maken.

Een van de onderwerpen die uitgebreid aan bod komt is het verlies van onze ouders. Want daar hebben we aan tafel -helaas- inmiddels allemaal ervaring mee. En ja, het is waar. Dat het verdriet slijt, na al die eerste, tweede en derde en nog meer keren zonder hen. En dat het gemis groeit.

Als ik vandaag wakker word, voel ik het meteen. Het gemis, dat vandaag alweer zeven jaar oud wordt. Ik parkeer het even, om Grote Zoon te wekken voor de eerste dag van zijn nieuwe baan. Hoe toepasselijk: drager bij uitvaarten.

Maar als ik even later buiten loop met Knoet, wandelt het jarige gemis met me mee. Net zoals mijn moeder. En dan, aan het einde van de straat, bij de gemaaide graanakkers, omhult een zachte deken van mist ons, terwijl aan de horizon de ochtend gloort.

Ik mijmer weg. Naar die dag zeven jaar geleden. Ik denk dat ik toen ongeveer net zo vroeg wakker was. Een tijdlang met mijn vader aan mijn moeders bed zat. We luisterden naar haar ademhaling, die steeds moeizamer ging. We hielden haar hand vast, streelden haar haar. En later die dag lieten we haar gaan.

Zeven jaar geleden. Het voelt meestal als de dag van gisteren. Haar dood hoort bij mijn leven. Net zoals het gemis. Dat, net zoals alle andere aardse zaken, twee kanten heeft. Want met de jaren verzacht het en groeit met het gemis, ook de liefde.

Lieve mama, ik mis je en hou van je. Meer dan ooit.

1 juli 1942-1 september 2011